In die tijd kondigde een Italiaanse bisschop aan dat de Kerstman een commercieel verzinsel was.
De kerk haastte zich om het nieuws te ontkrachten maar het leed was al geschied.
Het nieuws verspreide zich razendsnel. Veel grote mensen haalden hun schouders op: ze kochten toch al liever hun eigen cadeaus.
Het bericht van bisschop Antonio schokte vooral de allerkleinsten.
In diezelfde tijd woonden er een Muis en een Beer, in een Oude Wagenschuur.
Het was er tochtig en koud maar ondanks het lekkende dak hadden de dieren het er goed samen.
Met behulp van vrienden hadden ze in de grote stal een knus houten atelier gebouwd.
Muis maakte er artistieke tekeningen. Beer kookte er bijzondere soepen. Ze hielden allebei van buitenspelen en van elkaar.
Maar sinds enkele dagen had Beer een vervelende kou en Muis had zelfs koorts. Het was beter voor iedereen als ze binnenbleven. De speeltrein stond stil in de sneeuw.
Ze waren al een paar dagen in quarantaine toen ze het Sicilliaanse bericht over Santa Claus hoorden.
Ze telden de dagen af tot kerstmis.
Ze besloten het nieuws uit Italie niet te geloven.
Vanuit hun FSC-houten atelier wachtten Muis en Beer op een wonder. Ze hingen elk een zelfgebreide sok aan de asbesten schoorsteen.
Ze zongen verantwoorde en onverantwoorde liedjes mee met de platenspeler. Ze zetten schoteltjes lactosevrije melk neer. En schaaltjes met zelfgebakken koekjes.
En omdat er niets gebeurde aten ze die daarna zelf op.
Ze telden de dagen. Ze vertelden zich soms en telden dan opnieuw. Ze zetten nieuwe melk en koekjes neer.
“Ik weet het niet”, zei Muis.
“Ik weet het wel, Muis”, zei Beer. “Het komt goed.”
Zo gingen er dagen voorbij. Er gebeurde niets.
Het was kerstavond en hun sokken waren nog steeds leeg.
“Beer, het spijt me. Ik denk dat het bericht uit Italie waar is”, zei Muis.
“Nee Muis!” zei Beer fel. “Het is nepnieuws. Ik maak vandaag een groene groentesoep met pesto en rucola; daar houdt de kerstman van.
Wedden dat hij komt?”
Muis zuchtte. “Oke. Dan hang ik de laatste kerstslingers op”.
Terwijl Muis en Beer druk bezig waren, stak er een lichte bries op buiten.
De duiven op het dak van de Wagenschuur keken elkaar aan en schudden hun veren op in de frisse wind.
Ze koerden en fladderden met hun vleugels. Muis en Beer hoorden het. Ze gingen voor het raam staan. Zou er dan toch iets gebeuren?
In diezelfde tijd waren er drie rendieren op reis. Ze kwamen uit het zuiden. Ze trokken door de bergen en de sneeuw.
Ze werden begeleid door een vrouw met een witte baard: de hoedster van het licht.
Ze leidde de drie dieren zo licht dat het mos op de grond begon te dansen.
De kleine groene plantjes huppelden vrolijk tussen de hoeven van de herten. Het lukte de rendieren niet om een hapje mos te nemen. Ze werden steeds hongeriger en gek van alle
flonkerende sterren.
Voordat ze het wisten liepen de rendieren door een nevel van rode kerstballen. Toen de ballenmist was opgetrokken, stonden er drie houten Engelen en een stalen schaap.
De eerste engel zei: “In de verte zul je een kartonnen engel vinden die veel hoger kan vliegen dan ik. Neem een postduif mee om haar te ontbieden.”
“Bla”, zei het schaap.
De tweede engel zei: “In de verte zul je een kartonnen engel vinden die alleen zwart en wit in zich verenigd heeft. Neem regenboogverf voor haar mee.”
“Bla, bla”, zei het schaap.
De derde engel zei: “In de verte zul je een kartonnen engel vinden die wel eens een avondhumeur heeft. Neem deze pan en deze fles glühwein voor haar mee.”
“Bla, bla, bla”, zei het schaap.
De rendieren en de hoedster bedankten de engelen voor de geschenken en vervolgden hun weg.
Vlak bij een oude stal hoorden ze iets in de lucht. Ze keken hoopvol omhoog, op zoek naar de beloofde engel. Helaas.
Het was een fladderende vogel. Toen ze nog eens keken, zagen ze dat boven de vogel een zwart-witte engel zweefde.
“Welkom vreemdelingen beneden” zei de engel. “Ik ben de kleurrijke engel. Hebben jullie iets voor me meegenomen?”
De meegebrachte postduif maakte zich los van de rendieren en vloog omhoog.
“Ach, nee, niet weer een duif”, mopperde de zwart-witte engel.
De postduif nestelde zich op het dak van de oude schuur, naast een rijtje andere duiven.
De hoedster riep naar de engel: “We hebben behalve een duif, ook regenboogverf meegenomen, om u meer kleur te geven”.
Het gezicht van de engel betrok.
“O ja? Waarom? Wat is er mis met mijn kleur? Nou? Kom op: zeg het dan?”.
“Niets. Helemaal niets. Uw kleur is prachtig.”, zei de hoedster en zette de verf op de grond.
“Is dat alles wat jullie mee hebben genomen?”, snauwde de engel, “Een duif en goedkope plakkaatverf?”
De rendieren, die vooral op zoek waren naar groene blaadjes, schoven de laatste geschenken naar voren.
“We hebben ook nog dit”. De hoedster pakte de fles glühwein en de pan op.
De zwart-witte engel kwam dichterbij. “Hmm. Die pan mag je houden. Geef die fles maar hier.”
De engel opende geroutineerd de fles en nam direct een paar slokken.
“Zeg, Hoedster, als je straks plaatsneemt op mijn stoel in de wolken, dan zul je een schoorsteen onder je zien. Raak deze niet aan. Je kunt de pan en de verf erin gooien.
Als je geluk hebt, zullen er daarna melk en koekjes voor je rendieren zijn en groene groentesoep met pesto en rucola voor jou.”
“Tsja”, zei de hoedster, “die deal moet ik eerst overleggen. Ik hou niet zo van rucola.”
De rendieren werden erg onrustig; ze liepen naar de hoedster en sloten haar in. “We hebben al dagen niets gegeten want het mos danst steeds weg als we er een hap van willen nemen.
Die koekjes en die melk, die willen we nu”, zeiden ze tegen de hoedster. ” En jouw rucola gaat er bij ons ook prima in.”
De hoedster wendde zich weer tot de engel: “We hebben een compromis gevonden. Ik denk dat we de kabinetsformatie niet hoeven af te wachten. Of wel?
Hoe snel kunnen de groene groentesoep met pesto en die rucola, melk en koekjes geregeld worden?”
De engel nam een paar slokken glühwein en wenkte: “Klim maar op het dak.”
De volgende dag troffen Muis en Beer ieder een gevulde sok aan.
Voor Beer was er een nieuwe soeppan en voor Muis nieuwe plakkaatverf. Muis en Beer besloten om een brief te sturen naar Italië.
Het schijnt dat niet lang daarna bisschop Antonio aan de kerk gevraagd heeft om een hoge schoorsteen en heel grote sokken.
Gera Pronk