terwijl ik pieker
over poëzie
weer worstel welke woorden
wel en welke niet
hardop
mijn hoofd leeg in de kamer giet
luistert mijn lief
soms wel vaak niet
zijn fiets wacht buiten
op een licht
hij schakelt binnen alvast aan
een achterlampje met een led
waarin twee batterijen
door hem net opnieuw
zijn klemgezet
mijn rendement is minimaal
een somber primitief gedicht
dat alweer ligt voordat het staat
hoe kan het dat mijn knappe man
nog licht in de relatie ziet
zo monter zijn geliefd gezicht
als hij werktuiglijk antwoord geeft
de zin van dit gedicht aanreikt
die nu nog in de kamer zweeft
‘een beetje contactspray doet wonderen’
Voor V – dit is geen dorpsgedicht
13-2-2020