Het harig harkhand‑monster
leeft op
als het licht uitgaat.
Heeft heel de dag
trek gekregen.
Is toe aan een hapje
jonge knul:
kindergehakt!
Warm, mals en rul.
Het harig harkhand‑monster
werpt schaduwrijk
zijn macht vooruit.
Sluit kamerbreed
zijn prooitje in.
Loopt likkebaardend,
steeds iets dichter,
naar het ijzeren ledikant.
Maar fier opgestaan
uit bange slaap,
met levensechte zaklantaarn,
knipt jonge knaap,
licht aangedaan,
het harig harkhand‑monster
heldhaftig
flitsend
uit het tuimelraam.
Dit gedicht werd geschreven in 2009 voor de dichtwedstrijd “Nacht” van de Gelderse Schrijvers Kring.