Vergeten was ik u,
klein knolletje van mei,
uw aubergine blos,
uw pastinaken bol.
Uw oog groen toegedekt,
met fijn radijzenloof.
Linkszij was u gelegd
van peen, en prei en venkelknol.
Gelaten bleef u niet:
U sprong in het vergiet.
Ontdeed u van uw grond.
Smeet weg uw fiere kroon.
Volblind wierp u uw romp.
‘En brunoise’ trad u aan.
Op plank, en in de pan:
u stoof, bevocht vol vuur
de vrijheid van mijn tong.
Kloek knolletje van mei,
bewaarder van de smaak,
u kwam en overwon
de slag om de Bouillon.
487 karakters = ca. 1,83 m.